1.12.09

[Ongetwijfeld had hij, die zijn leven in boeken leefde, soortgelijke zinnen kunnen lezen op de onkuise pagina's van de oude literatuur en de moderne, die ervan overvloeien, maar omdat hij zich beijverde alleen het wezenlijke van boeken te onthouden, liet hij, als de gelegenheid zich voordeed slechts een verstrooid oog glijden over de schaamteloosheden die zich daar, hoe talrijk ook, bevonden zonder er enig belang aan te hechten, zo zelfs dat hij ze niet zag, zoals sommige liefhebbers van Balzac die de abrupte en onverwachte wendingen die de ziel van zijn romans vormen verafgoden, 'de beschrijvingen overslaan' om vlugger bij die zo korte zinnen te komen die als pistoolschoten afgaan en als een bliksemslag de oneindige hoofdstukken samenvatten ('Wel, Rastignac, hebt u Lucien gezien? Hij heeft een gedaanteverwisseling ondergaan') en zouden durven zweren dat hun auteur de bondigste in onze taal is. (uit: Pierre Bourgeade Het boekenparadijs. Goossens, 1994. p 18.)]
van Occy

2 opmerkingen:

d.s. zei

Bourgeade. Een erfgenaam van Proust, zou je denken

d.s. zei

Kijk, bliksemschicht, priemde het oog tijdens de lezing van Titus Andronicus.

Ik citeer, een cadeautje onder de kerstboom, laat ons veronderstellen.

"Nu, Tamora, klimt ge de Olympus op, / beschut voor noodlots pijl, en troont daarboven, / waar donderslag noch bliksemschicht u deert, / en buiten het bereik van bleke afgunst"

Even later nog één, maar dan zonder - schicht.

"Wie zie ik daar zo ijlings vluchten, nichtje ? / Spreek toch, Lavinia ! Waar is je man ? / Droom ik, laat al mijn rijkdom mij dan wekken ! / En waak ik, laat de bliksem mij dan treffen, / zodat ik in een eeuw'ge slaap verzink ! / Zeg mij, lief kind, wiens barse, wrede handen / hebben je lichaam zo barbaars verminkt"

(Shakespeare, Titus Andronicus, vertaling Willy Courteaux, 2007, 261, 274)