3.8.05

De laatste woorden uit Acacialaan zijn: "sommmige dingen in dit boek zijn echt, en andere niet. (p175)"

Tja, zo gaat dat wel vaker in de literatuur. Of in de krant. Of op tv, bijvoorbeeld tijdens de live-uitzending van de Eneco-tour. Sommige dingen zijn echt, en andere niet. Bewust, onbewust, door onwetendheid of vergeetachtigheid. Niet dat het belangrijk is wat nu echt is en wat niet (behalve onder lezers van Dan Brown natuurlijk) maar soms krijg je door toevallige lectuur een dubbelcheck op een schoteltje. Bijvoorbeeld hier. Fragment [1] komt uit Acacialaan (p110), fragment [2] uit het voorwoord van Gerrit Borgers bij de uitgave van Paul van Ostaijens Music Hall in de Ooievaarreeks (nr 197/198, 3e druk, p8).
[1] In café Hulstkamp op De Keyserlei dronk ik koffie van een zilveren schaaltje. [...] In dit café kwam Gilliams in de jaren twintig en speelde Van Ostaijen schaak en domino. Maurice noteerde hoe hij Paul ontmoette, hij noemde hem 'Orpheus in Bierdermeier costuum'. Hij beschreef de extravagante kleren van de dandy: 'Hij werd aangegaapt om zijn onmodische rode das, om zijn roodfluwelen ondervest en zijn vreemde zwarte kleding. Somtijds droeg hij een parelgrijze Mac-farlane, en wanneer de wind in het kapje speelde, kreeg hij als het ware vleugelen gelijk een keizerlijke adelaar.

[2] Maurice Gilliams beschrijft zijn [Paul van Ostaijens] verschijning uit die dagen als volgt: ' 's Avonds, op de Keyserlei, ontmoette ik Orpheus in Biedermeiercostuum. Hij werd aangegaapt om zijn onmodische rode das, om zijn roodfluwelen ondervest en zijn vreemde zwarte kleding. Somtijds droeg hij een parelgrijze Mac-Farlane, en wanneer de wind in het kapje speelde, kreeg hij a.h.w. vleugelen gelijk een keizerlijke adelaar. 's Winters zag men hem met een bontmuts; hij droeg een hoge stijve boord. Hij was de dandy, de lord in het machtige grauwe Antwerpen.'
Ja, je kan hier natuurlijk ook een Altavista plegen, maar een toevallige verzameling is veel leuker, dat spreekt.

Geen opmerkingen: