30.7.06

no bliksem no weblog

Als het regent en niemand zich buiten waagt staat hij op zijn eentje tegen een gevel aangedrumd, de handen in de broekzakken, en de natte rand van zijn versleten bolhoed diep over de ogen. Zo loert hij naar de hoge betonnen muur alsof hij verwacht, dat iedere seconde de eerste trein bliksemsnel kan voorbijschieten.(uit: Louis Paul Boon Vergeten straat. Querido, Salamander Klassiek, 1999. p 108)

En dan komt Roza in de straat, niet langs het pakhuis, niet langs de tunnel, maar langs het oude hol op hun koer. Zij hangt met de armen over een kruk, en vanonder het rokje bengelt één been. En nu zijn haar ogen nog donkerder en dieper dan ze ooit waren; het zijn zwarte tunnels waaruit ieder ogenblik een gele trein, als een bliksem, kan te voorschijn springen. (uit: Louis Paul Boon Vergeten straat. Querido, Salamander Klassiek, 1999. p 302)

Jommeke: O, ramp, vader heeft van het wonderdrankje binnengekapt!
Flip: Alles naar de bliksem!
(uit: Jef Nys De belevenissen van Jommeke (nr 22) Het wonderdrankje. Het Volk. strook 54)

Geen opmerkingen: