21.6.07

Voor vannacht, drie dingen en een half:

[1] In de metro zag ik een man met een flapoor. Eén flapoor.

[2] Torgny Lindgren heeft een hond. Het beest heet Sapfo.

[3] Mensen die mij tegenwoordig bliksems sturen, zijn allemaal mensen die Koen Peeters' Grote Europese Roman gelezen hebben. Hieronder zijn er één van mezelf (die 100% zeker de GER las), één van Lope (die 100% zeker de GER las), een aantal van Occy (die 100% zeker de GER las) en één van een homonieme Koen Peeters (van wie ik zwaar veronderstel dat hij de GER las).

Tweeënhalve dag zullen ze dan tevreden over hem kunnen zijn. Daarna zal de slag komen. Precies als een bliksemstraal aan een heldere hemel. (uit: Stig Dagerman Het verbrande kind. Meulenhoff, 2006. p 140.)

De laatste vierentwintig uren waren een groot zwart gat. Af en toe werden, als verlicht door een bliksemflits, beelden zichtbaar. (uit: Paul Mennes Kamermuziek. Nijgh & Van Ditmar, 2007. p 175.)

Ze hijgde heel zachtjes, haar linkerarm, die in de knel zat, deed pijn, en Chéri voelde dat zijn nek stijf werd, maar ze wachtten allebei roerloos en eerbiedig tot de bliksem van het genot langzaam uit hen was weggetrokken. (uit: Colette Chéri. Atlas, 2006. p 138-139.)

She niver come out when Thon's on shower or when Thon's flash with his Nixy girls or when Thon's blowing toomcracks down the gaels of Thon. No nubo no! Neblas on you liv!
&
Zij komt nimter naar buiten als Thon een bui geeft of als Thon de blits maakt met zijn meisjes van Nix of als Thon doemklappers omlawaait met de hagelstormen van Thon. Nee nubo nee! Van z'n lang ze nebel neit! (beide uit: James Joyce Finnegans Wake. Athenaeum, 2002 (tweetalige editie). p 11.)

En weer flitsten door de wolken de blauwe schichten, en met een droog gekraak barstte de donder boven ons hoofd los. Angst en vreugde voeren door mij heen; het onweer kwam naderbij, het laatste onweer van de zomer. (uit: Tsjingiz Ajtmatov Dzjamilja. De Geus, 1990. p 81.)

’t Zal bliksemen,
’t zal donderen,
van boven
en van onderen
(uit: Hubert van Herreweghen Aardewerk. De golfbreker|Lannoo, 1984. p 7.)
[3bis] Dat van die mensen die mij bliksems sturen en de GER lazen, dat, dat probeerde ik gisterenmiddag tijdens een treinrit te noteren volgens de verzamelingenleer die men mij op de lagere school onderwees. Dat was niet moeilijk en zag er uit als volgt:

A is dus een deelverzameling van B
[3tris] Spijtig is het dat ik bij heel die GER-bliksem-redenering deze schenking van Jozef Peter over het hoofd zag. Ik stel voor dat de man zich snel aan het werk zet en de Grote Europese Roman gaat lezen; hoe ik iets als "vooral hier, minder daar" grafisch kan voorstellen in de verzamelingenleer, is mij niet meer direct duidelijk.
Met de jaren
moet er veel worden weggegooid.
De gedachte bij voorbeeld
dat geluk mild is en duurzaam
iets als een zuidelijk klimaat
in plaats van een blikseminslag
die levenslang gekoesterde
littekens achterlaat.
(uit: Hanny Michaelis Onvoorzien. G.A. van Oorschot, 1966.)

Geen opmerkingen: