16.2.14

Tegen 11u belden er twee dames aan. Ze vroegen me of ik soms met vragen zat over de Heer. Ze vroegen nog dingen, maar mijn hoofd klapte dicht. Eén van hen ontvouwde een bladzijde uit een tijdschrift. Die bladzijde was al vaak ontvouwen en weer bijeengeplooid. Bij het artikel stond een goudgele zonsondergang en in de titel iets van "Waarom?" Ik stuurde ze verder, ik weet niet meer precies hoe.

Een gemiste kans, besefte ik al gauw. Ik had helder moeten blijven. Had ik niet een kwartier eerder in de badkamer gehoord van En zoo gaat alles z'n gangetje en wee hem die vraagt: Waarom? en had ik het niet 5x luidop herhaald om het niet te vergeten? Zo'n dames moeten toch ontvankelijk zijn voor Nescio, voor titaantjes.

En ik had ze natuurlijk ook kunnen spreken over de grijze vrouw die gisteren achter me in de tram half luidop fezelde van Vetzakken.... Dat het vetzakken zijn.... Vremdzakken.... Vetzakken al die vremde.... Met zo'n dames valt de wereld te bespreken, openhartig en in vertrouwen.

Ik zei het tegen mijn vrouw. Die zei: 'Ga ze snel terughalen. Ze kunnen nog niet ver zijn.'

Mijn vrouw is natuurlijk een grapjas. Ik ben Müller niet, niet Van Heest.

Geen opmerkingen: