15.1.06

de fluiter (15)

Er loopt heel wat mis in het administratieve leven – ik vertel niets nieuws – en daarom loop ik om de paar maanden langs bij het appartement met de grote ruit en de extra brede stoep. Ik haal er dan loonbrieven, rekeningen, soms reclame voor de jolige supermarkt.

Zo ook donderdagnamiddag. Ik negeerde mijn zware tas en liep ontspannen met de handen op de rug. Ik floot een wijs, zoals dat hoort op de strook tussen stationsplein en appartement; ik dacht aan examens en vers fruit.

Eerst leek het een echo – want nee, een nieuwe huurder kon het bezwaarlijk zijn, toch niet in dit seizoen van gesloten ruiten, en de spelende kinderen zaten allemaal op school; ze leerden van –d en –t. Het leek eerst een echo, maar dan wel een echo onafhankelijk van mijn inzet, een echo ook die steeds dezelfde wijs herhaalde. U denkt misschien: het was de fluiter, maar ook dat klopt natuurlijk niet; ik schreef toch net steeds dezelfde wijs.

Hij floot steeds dezelfde wijs en was donkerder van huid en haar, had ook een baard. Geen bontmuts, geen blauwe jas, maar een grijze vest en een muts van wol. Een nieuwe fluiter, dat was hij. Met baard, grijze vest en muts van wol.

Ik belde aan bij de grote ruit en kreeg van E. een bundel enveloppen – een eindejaarspremie van 107,89 euro, mag dat een dertiende maand heten? Ik wou E. vragen iets te drinken bij Baziel zodat ze me kon vertellen over het appartement. Want komt hij nog langs, vroeg ik me af, of is hij toch verdwenen? Dood? Begraven? Verstrooid? En die nieuwe, komt die vaak?

Maar ja, ik ken haar amper en val al genoeg mensen lastig – ik vertel niets nieuws.

Na donderdag komt vrijdag – ik vertel niets nieuws – en lief en ik waren in de jolige supermarkt voor dinokoeken en water. Ik zag hem al van bij de plakjes Gouda: hij stond bij de tonijnsla, de krabsla, de kip andalouse. U denkt misschien met een grijze vest en een muts van wol, maar dat klopt niet, nee. Het was de fluiter met zijn bontmuts en zijn blauwe jas. Hij had de handen op de rug. Ik stootte lief aan en zei: het is de fluiter.

We moesten dichter komen en goed luisteren bovendien, maar hij floot. Het was mijn eerste keer in een overdekte ruimte. Hij floot. Hij kocht een grote kookpot, klemde hem met beide armen tegen zijn buik. Alles komt goed, dacht ik. Altijd en overal, waarachtig en wis.

- eerder: (14?) (13) (12) (11) (10) (9) (8bis) (8) (7) (6) (5) (4.5) (4) (3) (2) (1)

Geen opmerkingen: