Stupid white men, op 14 juni haalde ik het uit de bib en het staat vandaag, toch al drie maanden later, nog steeds hier op het boekenrek. Hoog tijd dat ik dat tekstje erover - dat al weken in mijn hoofd zit trouwens - schrijf want ik wil dat boek de deur uit (en de bibliotheek wil het terug, dat ook).
Moore houdt niet van Bush (oeps, net de halve inhoud van het boek verklapt), ik ook niet, maar ik hou ook niet van Moores boek. Waarschijnlijk komt dat voor een deel door de stijl: Moore is nogal een roeper (een roeper!). Hij zegt niet dat Bush een foeteraar is, wat hij ongetwijfeld is, maar hij roept het. En hij roept het niet één keer, maar een heel boek lang. Moores stijl kan werken in een kritisch (of beter: opruiend) artikel, maar als hij een heel boek van zo'n 280 bladzijden duurt, ga je je eraan ergeren. Ik las onlangs een interview met Moore in Humo (nr 28/3331 p 130-134) waarin hij het ook zelf (maar dan in verband met zijn films) verwoordt:
Ik heb het gevoel dat een klein beetje Michael Moore beter is dan véél Michael Moore.
En daar heeft hij gelijk in. Ik kan mij voorstellen dat je als Amerikaan na het lezen van dit boek, na al dat getier naar je kop, er tijdens de volgende verkiezingen speciaal voor kiest om op Bush te stemmen, en dat om die Moore, die driftkikker, te pesten.
Genuanceerd is het ook allemaal niet. Het is de goeden tegen de slechten, en de goeden dat zijn dan Moore, wij (natuurlijk) en het echte Amerikaanse volk, terwijl de slechten vertegenwoordigd worden door al wat enigszins een republikeins geurtje heeft. Wat Walsch is Valsch is, zo komt het over. Geen enkele republikein is te vertrouwen, en genezing is blijkbaar niet mogelijk, denken we maar aan Theresa LePore (p43-44) ooit lid van de republikeinen en daarna voor het leven verknoeid, ook al stapte ze uit de partij, werd ze democraat en daarna onafhankelijke.
Vreemd is het wanneer Moore het over het Amerikaanse volk heeft en daar dan blijkbaar heel het volk mee bedoelt, behalve het toch aanzienlijke deel dat republikeins stemt. Hij goochelt met cijfers en geeft aan dat het aandeel van de bevolking dat effectief op Bush stemde erg klein is (p 31); dat het misschien intellectueel oneerlijk is om er bij de berekening van dat aandeel geen rekening mee te houden dat een deel van het Amerikaanse volk kinderen zonder stemrecht zijn en dat een groot deel van de bevolking met stemrecht gewoonweg niet gaat kiezen, komt blijkbaar niet bij hem op. Die kinderen en niet-stemmers hebben natuurlijk niet op Bush gestemd, maar alleszins ook niet op Gore.. (Ik bevestig hier met deze zinnen trouwens wat ik in de vorige paragraaf zei: heel zijn betoog komt zo doordrammerig over, dat je net de neiging krijgt om er tegen in te gaan. Om je koppig tegen de man te verzetten. Je gaat voortdurend op zoek naar tegenspraken en incorrectheden, hoewel je je wel in zijn basisidee (Bush is een foeteraar) kan vinden.)
Maar we moeten niet klagen over de stukken waar Moore het voornamelijk over Bush heeft. Daar is hij tenminste duidelijk, daar snappen we tenminste waar hij naar toe wil. Later wordt het lastiger en blijken zelfs de democraten niet te vertrouwen. Helemaal moeilijk wordt het in hoofdstuk 8, waar Moore conflicten als de Palestijnse en de Noord-Ierse kwestie tracht op te lossen. Hier worden zijn bedoelingen al heel wat vager. Waar wil die man naartoe, vraag je je af. Het is onmogelijk dat hij de door hem voorgestelde oplossingen als serieuze voorstellen beschouwt, nee, serieus is het niet, maar wat is het dan wel? Humor? nee, ook dat lijkt volkomen onmogelijk; grappig is het in elk geval niet. Hoe de Noord-Ierse kwestie oplossen? Bekeer genoeg protestanten tot er een katholieke meerderheid is. En wat als de protestanten zich niet willen laten bekeren? Ren met een tuinslang die gevuld is met gewijd water door de protestantse buurten wijlst roepende 'ik doop u'. Vreselijk, zelfs Bush zal inzien dat zoiets niet helpt. En Moore zou moeten inzien dat het de geloofwaardigheid van zijn anti-Bush missie niet ten goede komt. (En nog iets: Moore beweert dus dat na het tuinslang-gebeuren al de problemen opgelost zullen worden door het feit dat er dan een katholieke meerderheid in Noord-Ierland zal bestaan. Vreemd dan toch dat er in de VS nog steeds zo'n problemen met de republikeinen zijn als er, zoals Moore beweert toch veel meer mensen (drievierde van het volk, zeg maar) eigenlijk tegen Bush zijn. Maar soit.) Voor ons wel leuk is dan weer dat hij in hetzelfde hoofdstuk, waar hij zegt dat de Britten intelligente mensen met veel gevoel voor humor zijn, stelt dat die typering een grove generalisatie is (p 201). Zulke opmerkingen waren in het wat-Walsch-is-valsch-is-deel van zijn betoog blijkbaar niet nodig.
Ik geef nu wel kritiek, maar ik ben me er tegelijkertijd van bewust dat dit boek in Amerika een functie heeft gehad, dat dit boek een heel aantal ogen heeft doen opengaan, dat het een aantal mensen de macht van de grote bedrijven, media-concerns en politieke clans heeft doen inzien. Onwetend gehouden Amerikanen kunnen dit boek als springplank voor een kritische kijk gebruiken. Maar, helaas, voor mensen als u en ik die in onze media toch een iets kritischer berichtgeving over de Amerikaanse politiek krijgen, is dit boek allerminst onmisbaar. We kunnen het lezen om een beeld te krijgen van wat al die honderdduizenden Amerikanen lazen, we kunnen het nog net een interessant maatschappelijk document vinden, maar omdat de belangrijke functie als eye-opener bij ons niet werkt, is het bovenal een vermoeiend staaltje geroep en irritante doordrammerij.
(Tot slot nog dit: Moore, of zijn redacteur, moet eens leren op de correcte plaatsen een witregel in te lassen. Ze staan soms erg fout, halverwege een uiteenzetting of drie zinnen na een natuurlijke breuk; Ik wou dat ik u een voorbeeld kon aanwijzen, maar ik heb gewoon geen zin meer om het boek open te slaan en mij opnieuw tussen meer van hetzelfde te begeven. Jammer. Ik ben er moe van, van die Moore.)
Michael
Moore Stupid white men. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2003. (vierde druk)