30.9.04

boeken van het blog

Soms gaat het op het perenblog over boeken. In meer of mindere mate zijdelings. Ziehier een onvolledig lijstje:

K. Abdolah: De adelaars
K. Abdolah: De reis van de lege flessen
K. Abdolah: Het huis van de moskee
Armando: De ruwe heren
P. Bekkers: Veel mensen vielen in zee
Baldakijn strip: De plicht roept
T. Blacklaws: Jongen uit de Karoo
L. Boersen: Jani Kekke en de blauwe dagdromer
G. Bogaert: Hemelstof
F. Bordewijk: Rood Paleis
S. Brijs: De engelenmaker
J. Brouwers: Datumloze dagen
R. Campert: Het leven is vurrukkulluk
R. Campert: Hoe ik mijn verjaardag vierde
A. Ceelen: Het kanaal
A. Ceelen: Aan mijn vrouw
A. Ceelen: Door de liefde toegetakeld
T. Chevalier: Meisje met de parel
O. De Jong: De wonderen van de heilbot
B. den Uyl: Wat fietst daar?
H. Dorrestijn: Dorrestijns vogelgids
P. Drehmanns: Altijd maar begraven
H.R. Eeg: Scherf
W. Elsschot: Het tankschip
E. Franck: Zie ik je nog eens terug?
M. Haddon: Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht
S. Hertmans: Harder dan sneeuw
A. Horowitz: Grieselstate
P.C. Jersild: De ondas kloster
M. Kolmisoppi: Bryssel
N. Krauss: The history of love
S. Lagerlöf: Kejsarn av Portugallien
S. Lenaerts: Zeewater is zout, zeggen ze
T. Lindgren: Pölsan
P. Michon: De hengelaars van Castelneau
P. Michon: Roemloze levens
D. Mitchell: Black Swan Green
M. Moore: Stupid white men
Multatuli: Max Havelaar
H. Murakami: Norwegian wood
W.J. Otten: Specht en zoon
K. Peeters: De postbode
K. Peeters en ik. een verzameling
J.L. Peixoto: De blik
L. Pleysier: Volgend jaar in Berchem
L. Pleysier: De trousse
L. Pleysier: De trousse (bis)
M. Pons: De seizoenen
P. Roth: Portnoy's klacht
W. Ruyslinck: De bovenste trede
W. Schuyesmans: De winter van de Belgica
W.G. Sebald: Naar de natuur
R. Seiffert: Veldwerk
A. Sollie: De grote reis van kleine Emma
P.O. Sundman: Twee dagen, twee nachten
P. Terrin: Vrouwen en kinderen eerst
P. Terrin: De bijeneters
J.-P. Toussaint: De badkamer
J.-P. Toussaint: Zelfportret in den vreemde
H. Van Daele: De Omgekeerde Dendermonde
H. Van Daele: Het huis aan de Bargiekaai
Van Dale: Nederlands - Engels beeldwoordenboek
W. Van Den Berg: West
J. Van Leeuwen: Slopie
J. Van Mersbergen: De hemelrat
J Van Mersbergen: Morgen zijn we in Pamplona
J. Van Mersbergen: Zo begint het
A. Vermeylen: De wandelende jood
F. Westerman: El Negro en ik
F. Westerman: Ingenieurs van de ziel
Het beste uit 2003-2004
Het beste uit 2004-2005
Het beste uit 2005-2006
Het beste uit 2006-2007
Het beste uit 2007-2008
Het beste uit 2008-2009
Het beste uit 2009-2010
Het beste uit 2010-2013

29.9.04

Angus Macaskill

Gisteren nam ik het Guiness Record Boek 1998 mee uit de bibliotheek; ik wou namelijk wat 'research' doen voor een verhaal. Wandelend door dat boek kwam ik op p 112 toevallig het volgende tegen:

Kinepolis in Brussel, België, is het grootste bioscoopcomplex ter wereld. Het telt 26 theaters met tussen de 160 en de 700 zitplaatsen en een IMAX-theater dat een filmdoek heeft van 20 x 30 m en 450 zitplaatsen. Het complex beschikt in totaal over 6000 zitplaatsen.
U weet het nog niet, maar dat is zeer interessant, vooral wat ik voor u in het vet zette, want wat werd mij eerder al op p 99 geleerd?
In Brussel staat het grootste bioscoopcentrum ter wereld, het Kinepolis. Het totale oppervlak beslaat 24 000 vierkante meter, en er zijn 24 theaters die tezamen 8000 zitplaatsen hebben.
Het probleem is het volgende: mag ik er na dit alles nog zeker van zijn dat de Schot Angus Macaskill ooit 2,36 meter lang was?

28.9.04

in de volksmond

Het solliciteerbeest noemt men mij wel eens. Ja. Zo is dat.

26.9.04

Vannamiddag was ik in Brussel met lief en de haren. We zagen een restaurant met een ondertitel (heerlijkheden uit Vietnam), en op de trein las ik mijn vijfde Kim Fupz Aakeson van de maand uit - wat een blije ontdekking is die man. Nu thuis wil ik eindelijk beginnen in Gouden Uil Paravion van Hafid Bouazza. Lambchop zacht op de achtergrond lees ik de eerste zinnen:

Luister.
Wat klinkt als een aanmaning tot stilte - ssst! - is in werkelijkheid het geluid van de wind in de bomen, een gerucht dat met vele tongen in de bladeren lispelt. En zou dat gekwetter van onzichtbare vogels niet geroddel zijn?
Dit boek verdient een leeslint, denk ik na deze zinnen. Het heeft er geen. Dit boek verdient een leeslint. Ik sta op uit de zetel, kijk in het boekenrek. Het boekenbedrijf verrast wel vaker in leeslintenpolitiek. Softcover Assimil-taalgidsen wél en het Verzameld werk van Elsschot in hardcover niet.

Stel je voor: een mooi rood leeslint. Mmmm. Zou Bouazza daar ook niet stiekem van gedroomd hebben?

In de bib zie je de mooiste mensen, dat is zo. Ze zijn vaak sympathiek en belezen bovendien, en door het rookverbod hebben ze gegarandeerd geen sigaret tussen de lippen. In bibliotheken kan je je ongestoord tussen de intelligente en sexy mensen mengen. Ik zeg ongestoord want in een bib heerst het geschreven woord en worden geluiden gemeden - loze praatjes moeten er niet. De communicatie beperkt zich veelal tot een subliem glimlachen heen en weer waardoor zelfs mensen met de meest vreselijke dialecten van een veelbelovende schoonheid blijven.

Ja, de bib dankt zijn heerlijkheid niet enkel aan de boekenschat, ze is daarnaast ook nog een oase van menselijke schoonheid, mysterie en belofte.
Ik hou van de bib.

25.9.04

lokaal G7.4 (vrijdag 9.05u)

Hoe kleiner de kopjes, hoe sterker de koffie, zeg ik tegen Mary-An.
Zo zou het toch moeten, zegt ze.
Ja, zeg ik.
Nee, hier kunnen we wel net zo goed water drinken, hoe klein en exclusief de kopjes ook zijn. Ik zet mijn monitor aan. Ik zeg: we kunnen wel net zo goed water drinken.

Goeiemorgen, zeg ik, want Sofie komt binnen.
Goeiemorgen, zegt ze, en: ik geef jullie dadelijk jullie passwords, dan kunnen jullie beginnen.
Ik knik, ik drink, maak geen geluid en verschuif de muis tot hij mooi en recht tussen telefoon en toetsenbord ligt. Sofie houdt daarvan. Sofie staat op orde.
Jullie hebben de koffie al gevonden, zie ik, zegt ze. Ik knik, ik drink, Mary-An zegt: ja.

Dit is geen slaapwandelen, dit is geen automatische piloot. Dit zijn bewuste keuzes, hier, vanmorgen, nu, op deze stoel in dit kantoor. Ik draai mijn eerste nummer, knik, Benjamin zegt: goeiemorgen. Zodadelijk zal hij koffie nemen, zeggen: niet echt sterk. Mary-An dan: ja. Ik: we kunnen wel net zo goed water drinken.
Tien na negen ondertussen.
Dit schreef ik op 11 september, de eerste bladzijde in mijn rode boek. En ik schrok; amper één week op kantoor en het proza al helemaal besmet. Boris, duinen en hartenklop lijkt ver weg.

24.9.04

"U bent waarschijnlijk fout ingelicht, meneer"

In augustus, waarin ik niet werkte, verdiende (of kreeg) ik meer stempelgeld dan mijn totaal inkomen deze maand zal zijn, een maand waarin ik tussen het stempelen door ook enkele interims deed. Ik zei het eerder al: kasten, muren, formulieren, ze maken me gek.

Deze wetenschap is het resultaat van een hele voormiddag aan busritjes. Heen en weer door de buien, formulieren in de hand, tussen vakbond, werkwinkel en dienstencentrum. Waarna ik natuurlijk vergat het makkelijke en fijne formulier van de dag af te handelen; mijn Standaard-spaarkaart is vol en kan geruild voor de dvd's van The office. Ik citeer uit het reglement van de spaaractie:

Er is geen aankoopverplichting. De spaarpunten, alsook de spaarkaart mogen nagetekend worden.
Qua flexibiliteit kunnen de overheden daar alvast iets uit leren. En James!, mijn sloffen, jazz en een goed boek nu. Ik wil wat rusten.

23.9.04

zachte vervoering

"Nee, ik heb geen rijbewijs. Ik gebruik namelijk het openbaar vervoer. En ook mijn fiets en dat al jaren en veelal met plezier."

Dat ben ik, waarop men mij dan vreemd bekijkt en ik het gevoel krijg dat ik me dien te excuseren. Sorry dat ik ervoor kies 100 meter van een station te gaan wonen en dat ik geen kinderen naar voetbaltrainingen brengen moet. Sorry dat ik 's avonds laat geen sociale contacten moet onderhouden op afgelegen hoeves omringd door eindeloze velden in vergeten provincies. Sorry. Echt.

Inderdaad, ik gebruik het openbaar vervoer niet omdat ik geen rijbewijs heb, maar ik heb geen rijbewijs omdat ik het openbaar vervoer gebruik. Als u medelijden met mij voelt omdat ik mij enkel op studentikoze wijzes kan verplaatsen en mijn vrijheid daardoor helemaal beknot wordt, moet u niet aan mijn kop zeuren maar mij 100 euro storten. Als dank omdat ik uw dagelijkse file alvast 1 wagen korter maak. Graag gedaan.

21.9.04

Lief vindt er niets aan.. Maar stel je voor: ik was acht, dan was ik vandaag wel de stoerste van allemaal op school.

Het is nacht. Zacht getik en gezoem, verder stilte. Morgen plak ik een band, schrijf ik minstens drie sollicitatiebrieven en denk ik na over meningen die ik hier over boeken neerschrijf; over snelheid, herlezen, respect, fundering en nauwkeurigheid. En ik maak tijd voor lief, want zij heeft vakantie deze week en wordt al te vaak verwaarloosd. Lieven hebben het niet makkelijk hier bij mij. Zo is dat.

19.9.04

Wat erg charmant is: rijdende ijskramen waarin ook de zoveelste generatie nog echt de roze Gazetta dello sport leest. En dat het vandaag Zuiderzinnen is. Nog een sandwich en we vertrekken.

18.9.04

Michael Moore: 'Stupid white men'

Stupid white men, op 14 juni haalde ik het uit de bib en het staat vandaag, toch al drie maanden later, nog steeds hier op het boekenrek. Hoog tijd dat ik dat tekstje erover - dat al weken in mijn hoofd zit trouwens - schrijf want ik wil dat boek de deur uit (en de bibliotheek wil het terug, dat ook).

Moore houdt niet van Bush (oeps, net de halve inhoud van het boek verklapt), ik ook niet, maar ik hou ook niet van Moores boek. Waarschijnlijk komt dat voor een deel door de stijl: Moore is nogal een roeper (een roeper!). Hij zegt niet dat Bush een foeteraar is, wat hij ongetwijfeld is, maar hij roept het. En hij roept het niet één keer, maar een heel boek lang. Moores stijl kan werken in een kritisch (of beter: opruiend) artikel, maar als hij een heel boek van zo'n 280 bladzijden duurt, ga je je eraan ergeren. Ik las onlangs een interview met Moore in Humo (nr 28/3331 p 130-134) waarin hij het ook zelf (maar dan in verband met zijn films) verwoordt:

Ik heb het gevoel dat een klein beetje Michael Moore beter is dan véél Michael Moore.
En daar heeft hij gelijk in. Ik kan mij voorstellen dat je als Amerikaan na het lezen van dit boek, na al dat getier naar je kop, er tijdens de volgende verkiezingen speciaal voor kiest om op Bush te stemmen, en dat om die Moore, die driftkikker, te pesten.

Genuanceerd is het ook allemaal niet. Het is de goeden tegen de slechten, en de goeden dat zijn dan Moore, wij (natuurlijk) en het echte Amerikaanse volk, terwijl de slechten vertegenwoordigd worden door al wat enigszins een republikeins geurtje heeft. Wat Walsch is Valsch is, zo komt het over. Geen enkele republikein is te vertrouwen, en genezing is blijkbaar niet mogelijk, denken we maar aan Theresa LePore (p43-44) ooit lid van de republikeinen en daarna voor het leven verknoeid, ook al stapte ze uit de partij, werd ze democraat en daarna onafhankelijke.

Vreemd is het wanneer Moore het over het Amerikaanse volk heeft en daar dan blijkbaar heel het volk mee bedoelt, behalve het toch aanzienlijke deel dat republikeins stemt. Hij goochelt met cijfers en geeft aan dat het aandeel van de bevolking dat effectief op Bush stemde erg klein is (p 31); dat het misschien intellectueel oneerlijk is om er bij de berekening van dat aandeel geen rekening mee te houden dat een deel van het Amerikaanse volk kinderen zonder stemrecht zijn en dat een groot deel van de bevolking met stemrecht gewoonweg niet gaat kiezen, komt blijkbaar niet bij hem op. Die kinderen en niet-stemmers hebben natuurlijk niet op Bush gestemd, maar alleszins ook niet op Gore.. (Ik bevestig hier met deze zinnen trouwens wat ik in de vorige paragraaf zei: heel zijn betoog komt zo doordrammerig over, dat je net de neiging krijgt om er tegen in te gaan. Om je koppig tegen de man te verzetten. Je gaat voortdurend op zoek naar tegenspraken en incorrectheden, hoewel je je wel in zijn basisidee (Bush is een foeteraar) kan vinden.)

Maar we moeten niet klagen over de stukken waar Moore het voornamelijk over Bush heeft. Daar is hij tenminste duidelijk, daar snappen we tenminste waar hij naar toe wil. Later wordt het lastiger en blijken zelfs de democraten niet te vertrouwen. Helemaal moeilijk wordt het in hoofdstuk 8, waar Moore conflicten als de Palestijnse en de Noord-Ierse kwestie tracht op te lossen. Hier worden zijn bedoelingen al heel wat vager. Waar wil die man naartoe, vraag je je af. Het is onmogelijk dat hij de door hem voorgestelde oplossingen als serieuze voorstellen beschouwt, nee, serieus is het niet, maar wat is het dan wel? Humor? nee, ook dat lijkt volkomen onmogelijk; grappig is het in elk geval niet. Hoe de Noord-Ierse kwestie oplossen? Bekeer genoeg protestanten tot er een katholieke meerderheid is. En wat als de protestanten zich niet willen laten bekeren? Ren met een tuinslang die gevuld is met gewijd water door de protestantse buurten wijlst roepende 'ik doop u'. Vreselijk, zelfs Bush zal inzien dat zoiets niet helpt. En Moore zou moeten inzien dat het de geloofwaardigheid van zijn anti-Bush missie niet ten goede komt. (En nog iets: Moore beweert dus dat na het tuinslang-gebeuren al de problemen opgelost zullen worden door het feit dat er dan een katholieke meerderheid in Noord-Ierland zal bestaan. Vreemd dan toch dat er in de VS nog steeds zo'n problemen met de republikeinen zijn als er, zoals Moore beweert toch veel meer mensen (drievierde van het volk, zeg maar) eigenlijk tegen Bush zijn. Maar soit.) Voor ons wel leuk is dan weer dat hij in hetzelfde hoofdstuk, waar hij zegt dat de Britten intelligente mensen met veel gevoel voor humor zijn, stelt dat die typering een grove generalisatie is (p 201). Zulke opmerkingen waren in het wat-Walsch-is-valsch-is-deel van zijn betoog blijkbaar niet nodig.

Ik geef nu wel kritiek, maar ik ben me er tegelijkertijd van bewust dat dit boek in Amerika een functie heeft gehad, dat dit boek een heel aantal ogen heeft doen opengaan, dat het een aantal mensen de macht van de grote bedrijven, media-concerns en politieke clans heeft doen inzien. Onwetend gehouden Amerikanen kunnen dit boek als springplank voor een kritische kijk gebruiken. Maar, helaas, voor mensen als u en ik die in onze media toch een iets kritischer berichtgeving over de Amerikaanse politiek krijgen, is dit boek allerminst onmisbaar. We kunnen het lezen om een beeld te krijgen van wat al die honderdduizenden Amerikanen lazen, we kunnen het nog net een interessant maatschappelijk document vinden, maar omdat de belangrijke functie als eye-opener bij ons niet werkt, is het bovenal een vermoeiend staaltje geroep en irritante doordrammerij.

(Tot slot nog dit: Moore, of zijn redacteur, moet eens leren op de correcte plaatsen een witregel in te lassen. Ze staan soms erg fout, halverwege een uiteenzetting of drie zinnen na een natuurlijke breuk; Ik wou dat ik u een voorbeeld kon aanwijzen, maar ik heb gewoon geen zin meer om het boek open te slaan en mij opnieuw tussen meer van hetzelfde te begeven. Jammer. Ik ben er moe van, van die Moore.)

Michael Moore Stupid white men. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2003. (vierde druk)

17.9.04

bij Fernand

Vandaag voor het eerst sinds een jaar of tien mijn haar nog eens bij een echte kapper laten knippen. Ik had namelijk geen zin in gedoe met mijn duidelijk te goedkope tondeuse en de plaatselijke middenstand, Fernand in dit geval, mag ook wel eens wat hebben. Acht minuten binnen - ik heb het getimed - en daarna zes keer zo fris weer buiten.
7 euro. Een koopje, toch?

Nadien zette het me wel aan het denken. Nadien, toen ik langs het interim-kantoor ging om mijn contract op te halen. 8 euro per uur. Bruto. Dan heeft Fernand het toch beter voor elkaar. Ik heb vervolgens geen nieuwe loopschoenen gekocht.

15.9.04

Jean-Philippe Toussaint: 'Zelfportret (in den vreemde)'

Wie werkt, zo dacht ik, heeft minder tijd om te lezen en dus koos ik vorige week Zelfportret (in den vreemde) uit als lettervriend. Korte en losstaande stukjes zijn wel zo makkelijk als er niet echt doorgelezen kan worden.

Moet ook u dit lezen tijdens uw middagpauzes. Ja. Maar niet helemaal natuurlijk - uw tijd is nog kostbaarder dan de mijne - ik maak, bemoederend als vanouds, voor u een selectie: bladzijde 72 tot en met 74. Eventueel 67-74. U kiest voor het lezen een dag uit met wind en lage bewolking, maar zorgt ervoor dat er zon is op het rustige pleintje / parkje / binnentuintje waar u net op een bankje uw boterhammen opat. Lezen en daarna ogen dicht en genieten van de zon op uw gezicht. En eventueel, daar in de zon, dan toch nog eens overdenken hoe dat kan; de lezer eerst laten denken dat het toch wel heel erg gênant is van die secretaris-generaal, hem daarna de algemene psychose toch wel grappig gezellig laten vinden en hem er uiteindelijk geheel in laten meegaan, in dat onnozele vragen om een "liedje". Ja, man. Geestig bovendien.

Geen Zelfportret van Toussaint in uw persoonlijke of openbare bibliotheek? Lees dan het gedicht Straattheater van Remco Campert, overal te krijg en te koop, zeker nu de man net 75 werd. Nog korter om te lezen en zonder denkopdracht van mijnentwege achteraf, maar even leuk. Linksboven op dit blog alvast de eerste drie regels, de volgende twintig zijn o.a. te vinden in de bundels Straatfotografie (1995), Dichter (1999) en Kus zoekt mond (2000). En in de nieuwe complete, driedelige Remco Campert natuurlijk.

Jean-Philippe Toussaint Zelfportret (in den vreemde). Amsterdam: Van Gennep, 2000.

lezen voor het leven

In de fijne Zweedse krant Dagens Nyheter vandaag een artikel over leesonderwijs in Zweden. Over wat het is en zou kunnen zijn. Boeiend, en tot de laatste paragraaf, want je denkt er niet aan maar ook dit is waar:

Skolan har två uppdrag, fortsätter Molloy. Det ena är att överföra kunskap. Men skolan ska också fostra demokratiska medborgare. (...) Det som gör det intressant att tala om litteratur är att det uppstår brytningspunkter mellan tolkningarna, mellan de olika läsningarna. Man lämnas med en stark uppfattning att folk är olika, har helt olika synpunkter. Litteraturlärarens uppgift är att vara en god samtalsledare. Att se till att avvikande uppfattningar inte avfärdas utan används. På så sätt kan man lägga grunden till ett demokratiskt samtal.
Voila zie. Voor al de mensen die nog een reden voor literatuur in de klas nodig hadden.

14.9.04

Het heeft weer veel te lang geduurd, al dat geknoei aan het perenblog. Vlug nu bij lief onder de dekens. En warm zijn en slapen. En dan morgen op tijd weer op om op die zevende verdieping fris te gaan zitten wezen. Alvast een zucht. En nog.

5.9.04

openbare conclavofobie

Ik vermoed dat het begint wanneer je 45 bent. De angst om niet tijdig bus, trein of tram te kunnen verlaten bij de gekozen halte. De angst voor de te laat opengaande deur. Paniek. Ook ik zal er last van krijgen, illusies over een vredevolle aftakeling koester ik niet, maar ik zal alvast één ding onthouden: vijftien seconden voor stilstand al als een razende gek op de openingsknoppen beginnen rammen helpt niet.

1.9.04

Ik had zin om te klagen over kastjes, muren en de wegen en tijd daartussen, maar kijk daar: buiten, het lijkt wel opnieuw lente. Ik zet me met een boek voor de deur.